6. Applicaties en API’s
Applicaties en API’s
1. Scope
API- en applicatie-auditing richt zich op een diepgaande evaluatie van de beveiliging van Azure-gebaseerde applicaties en de daarbij horende API’s.
De primaire doelstelling is het identificeren van mogelijke beveiligingslekken, het analyseren van risico’s die hieruit voortvloeien, en het aanbieden van concrete aanbevelingen om de beveiliging te versterken. De onderstaande componenten vallen binnen de scope van deze test:
1.1 Webapplicaties en Cloudgebaseerde Software
Beveiliging van webapplicaties Hierbij wordt gekeken naar Azure Web Apps, App Services en aanverwante toepassingen. De focus ligt op kwetsbaarheden zoals SQL-injectie, Cross-Site Scripting (XSS), Cross-Site Request Forgery (CSRF), onvoldoende inputvalidatie en zwakke authenticatiemechanismen. Deze analyse is cruciaal om inzicht te krijgen in de meest gangbare kwetsbaarheden die kunnen leiden tot datalekken of ongeautoriseerde toegang.
Authenticatie- en autorisatiesystemen We onderzoeken de implementatie van protocollen zoals OAuth 2.0, OpenID Connect, SAML en Azure AD-integraties om te bepalen of authenticatie- en autorisatiestructuren robuust genoeg zijn. Het doel is na te gaan of sessiebeheer, tokenuitgifte en tokenrotatie correct zijn geïmplementeerd en bestand tegen aanvallen als credential stuffing en token hijacking.
Configuratiebeheer De mate waarin CORS-beleid (Cross-Origin Resource Sharing), security headers en Content Security Policies (CSP) correct zijn ingesteld, is een indicatie van de volwassenheid van het beveiligingsniveau van een webapplicatie. Onjuiste configuraties op deze gebieden kunnen direct leiden tot XSS- en andere injectieaanvallen.
Bescherming tegen code-injectie Zowel server-side als client-side code-injectie vormt een ernstige bedreiging. De audit richt zich op de configuratie en toepassing van .NET-, Node.js- of andere frameworks, en onderzoekt hoe inputvalidatie en output-encoding worden beheerd binnen de applicatie.
1.2 API’s en Integraties
Beveiliging van RESTful API’s API’s die worden gehost in Azure (bijvoorbeeld via Azure API Management of App Services) worden doorgelicht op kwetsbaarheden zoals onveilige API-aanroepen, zwakke toegangscontroles en ongeautoriseerde toegang tot API-sleutels of tokens. Dit omvat ook het bestuderen van rate limiting en throttling ter voorkoming van brute force-aanvallen en resource-uitputting.
GraphQL API’s GraphQL introduceert specifieke aandachtspunten: overfetching, underfetching en incorrecte queryvalidatie kunnen de vertrouwelijkheid en integriteit van data aantasten. De audit onderzoekt hoe deze aspecten zijn geconfigureerd en of ze eventueel misbruikt kunnen worden.
OAuth 2.0 en API-beveiliging OAuth 2.0 vormt de basis voor veel applicaties die gebruikmaken van tokengebaseerde authenticatie en autorisatie. De test kijkt naar de juiste implementatie van flows (Authorization Code, Client Credentials, etc.), het gebruik van scopes en refresh tokens, en hoe tokenrotatie en -invalidatie worden beheerd.
API-integraties en externe connecties Naast interne API’s omvatten veel omgevingen integraties met third-party diensten of extern gehoste API’s. Daarbij wordt gecontroleerd of webhooks correct worden beheerd, of misbruik hiervan kan leiden tot ongeautoriseerde toegang, en of gevoelige gegevens voldoende worden afgeschermd of versleuteld.
1.3 Azure Functions en Serverless Architecturen
Serverless functies Azure Functions en andere serverless oplossingen leveren veel flexibiliteit, maar introduceren ook beveiligingsvraagstukken rondom configuratie, authenticatie en afhankelijkheidsbeheer. Het doel van de test is om privilege-escalatie of ongeautoriseerde toegang tot data te voorkomen.
Interactie en afhankelijkheden Serverless functies communiceren vaak met andere cloudcomponenten, zoals Blob Storage, Message Queues of Event Grids. De audit richt zich op de wijze waarop permissies en beveiligingsgroepen zijn opgezet om de kans op laterale bewegingen te beperken.
Logging en monitoring In serverless omgevingen kan logging versnipperd raken en monitoring is niet altijd standaard ingebakken. De audit evalueert of er consistent logmanagement en monitoringsystemen beschikbaar zijn, zodat incidentdetectie en forensisch onderzoek mogelijk blijft.
Triggers en bindings Triggers (HTTP, timer, event-driven) en bindings (bijv. Blob Storage) kunnen een aanvalsvector vormen als ze niet correct zijn beveiligd. We analyseren of er mogelijkheden bestaan voor een aanvaller om zonder geldige autorisatie een functie te triggeren of binnenkomende data te manipuleren.
1.4 Doelstellingen
Het achterliggende doel van deze penetratietest en audit is om:
Kwetsbaarheden te identificeren: Het (pro)actief opsporen van technische lekken en zwakke configuraties in webapplicaties, API’s en serverless omgevingen.
Beveiligingsmaatregelen te valideren: Het beoordelen van de implementatie van authenticatie, autorisatie, encryptie en logging.
Risico’s te kwantificeren: Inschatten in hoeverre de bevindingen impact kunnen hebben op bedrijfscontinuïteit, imago en wettelijke verplichtingen.
Praktische aanbevelingen te bieden: Oplossingen en verbeteringen aandragen die aansluiten bij de meest recente standaarden en frameworks (bijv. OWASP Top 10, ASVS).
Bewustwording te verhogen: De bevindingen met development- en securityteams delen, zodat beveiliging onderdeel wordt van het gehele software development lifecycle (SDLC).
2. Methodologie en Teststrategie
De test volgt een systematische en diepgaande benadering die is afgestemd op internationale standaarden (OWASP, NIST, CIS). Door gebruik te maken van zowel handmatige penetratietests als geautomatiseerde scans ontstaat een volledig beeld van de beveiligingsstatus.
2.1 Beveiliging van Webapplicaties
Injectie-aanvallen Tests worden uitgevoerd om kwetsbaarheden te detecteren waarbij ongevalideerde invoer tot ongeautoriseerde acties leidt. Denk hierbij aan SQL-, LDAP- of command-injecties.
Cross-Site Scripting (XSS) Geanalyseerd wordt of invoer correct wordt gevalideerd, gesaniteerd en of er gebruik wordt gemaakt van Content Security Policies (CSP) om XSS te mitigeren.
Cross-Site Request Forgery (CSRF) We controleren of CSRF-tokens correct worden toegepast.
Authenticatie en sessiebeheer We kijken naar brute-force-bescherming, sessie-id-management (cookie flags, rotatie van sessietokens) en integratie met Azure AD voor Single Sign-On.
Beveiliging van gebruikersinput Zowel client-side als server-side validaties zijn essentieel. We onderzoeken of parametrisering en whitelistvalidatie zijn toegepast.
Rate limiting Het detecteren en afhandelen van overmatige of schadelijke verzoeken is cruciaal om misbruik van resources te voorkomen.
2.2 API-beveiliging en Integraties
Rate limiting en throttling Door overbelastings- en misbruikscenario’s te simuleren, wordt inzicht verkregen in de stabiliteit van de API en of de configuraties voor throttling adequaat zijn.
Versleuteling Gecontroleerd wordt of communicatie via TLS 1.2 (of hoger) plaatsvindt en of inactieve data wordt versleuteld (bijv. via Azure-managed keys of BYOK in Key Vault).
Scope en machtigingen Toegang tot de API wordt in kaart gebracht, inclusief de granulariteit van OAuth-scopes, en of elke API-aanroep correct geverifieerd en geautoriseerd wordt.
Exfiltratie van gevoelige gegevens We testen of API-koppelingen kunnen worden misbruikt voor het stelen van tokens, API-sleutels of klantinformatie, en hoe effectief de logging is rond deze acties.
Logging en auditeerbaarheid De volledigheid en bruikbaarheid van auditlogs worden beoordeeld, evenals de processen voor het detecteren van malafide API-aanroepen of afwijkende trafiek.
2.3 Serverless Beveiliging
Misconfiguraties Azure Functions kunnen gevoelige informatie (zoals secrets of tokens) bevatten in hun configuratie. We onderzoeken of er sprake is van “hard-coded” geheimen of misconfiguraties die misbruik mogelijk maken.
Beveiliging van afhankelijkheden Iedere serverless functie kan third-party libraries aanroepen. Verouderde of onveilige versies hiervan vergroten het aanvalsoppervlak aanzienlijk.
Function-to-Function communicatie We kijken of adequate netwerk- en identity-instellingen zijn toegepast om de communicatie tussen functies onderling te beveiligen (bijvoorbeeld via managed identities en rolgebaseerde toegang).
Resourcegebruik en throttling Door het simuleren van piekverkeer wordt duidelijk of throttling en rate limiting correct zijn ingesteld en of de omgeving bestand is tegen DoS/DDoS-scenario’s.
2.4 Aanvals- en Exploitatietechnieken
Phishing-simulaties Door phishing-scenario’s na te bootsen, wordt bepaald in hoeverre medewerkers en systemen (zoals CI/CD-pijplijnen) vatbaar zijn voor het lekken van inloggegevens en tokens.
Token hijacking Zwakke plekken in TLS-configuratie of sessiebeheer kunnen worden uitgebuit om toegangstokens te onderscheppen. We onderzoeken of HSTS en secure cookie flags (bijv. Secure en HttpOnly) correct zijn geconfigureerd.
Brute force aanvallen We testen met goedgekeurde methoden of gebruikersaccounts of API-sleutels bestand zijn tegen dictionary- en password-spraying-aanvallen.
Replaying en man-in-the-middle Een focus ligt op het detecteren van opnieuw afgespeelde requests (replay attacks) en of de omgeving vatbaar is voor MITM-scenario’s, waarbij versleuteling en server-certificaten kritisch onder de loep worden genomen.
2.5 Beveiligingsmechanismen en Maatregelen
Inputvalidatie en sanitatie Zowel front-end als back-end validatie en encoding zijn essentieel om kwetsbaarheden als SQL-injectie en XSS te voorkomen.
Logging en monitoring Zonder grondige logging op iedere laag van de applicatie (web, serverless, database, API) is incidentrespons beperkt. De implementatie en reikwijdte van logmogelijkheden (in Azure Monitor, App Insights en/of Azure Sentinel) worden geanalyseerd.
Incidentrespons De doeltreffendheid van het escalatieproces, forensische mogelijkheden en meldplicht (bijv. GDPR-breaches) worden beoordeeld.
Beveiliging tegen DDoS-aanvallen Azure biedt geïntegreerde DDoS-bescherming op netwerklaag, maar voor applicaties en API’s is extra configuratie (bijv. rate limiting, caching) vaak noodzakelijk.
Framework-specifieke kwetsbaarheden Bij .NET, Django, Angular, React en andere frameworks kunnen specifieke zwaktes voorkomen. Door framework-versies, packages en configuraties te checken, verkrijgen we inzicht in extra aandachtspunten.
3. Testtools en Technologieën
De penetratietest maakt gebruik van een variatie aan tools, afgestemd op de beoogde diepgang en complexiteit van de omgeving. Zowel handmatige technieken als geautomatiseerde scanners worden ingezet.
3.1 Analyse- en Exploitatie-tools
OWASP ZAP & Burp Suite Gerenommeerde tools voor het onderscheppen, manipuleren en analyseren van HTTP/HTTPS-verkeer. Ze brengen kwetsbaarheden aan het licht als XSS, CSRF, command injection en onveilige cookies.
Postman & Insomnia Deze bieden geavanceerde mogelijkheden voor het testen van API-authenticatie (bijv. OAuth 2.0) en het analyseren van foutafhandeling en responscodes.
SQLmap Een geautomatiseerde tool om SQL-injectie te detecteren en omzeilen, indien aanwezig.
Arachni & Acunetix Uitgebreide webapplicatiescanners die automatisch bekende kwetsbaarheden kunnen detecteren en rapporteren.
3.2 Cloudspecifieke Tools
ScoutSuite Inspecteert Azure-beveiligingsconfiguraties, waaronder webapplicaties, API’s en IAM-configuraties.
Azucar & AADInternals Gespecialiseerd in het testen van Azure AD en API-beveiliging, inclusief onderzoek naar privilege-escalatie en configuratielekken.
BloodHound (Azure-module) Visualiseert privileges en rollen, waardoor mogelijke escalatiepaden in kaart worden gebracht.
3.3 Serverless- en API-specifieke Tools
Kube-hunter Alhoewel primair gericht op Kubernetes, kan deze tool relevant zijn als serverless diensten in Azure Kubernetes Service (AKS) of containergebaseerde omgevingen draaien.
Serverless Framework Security Plugins Controleert op configuratielekken en onveilige afhankelijkheden binnen Function Apps en andere serverless diensten.
Azure Monitor en Azure Sentinel Deze native Azure-diensten geven inzicht in logs en security-events, essentieel voor het opsporen van verdachte activiteiten en het correleren van security-incidenten.
Afsluitende Opmerkingen
Applicaties en API’s vormen vaak de “voordeur” van een organisatie in de cloud en zijn daarmee een primair doelwit voor aanvallers. Een grondige, professionele pentest en beveiligingsaudit van deze componenten is onontbeerlijk voor het handhaven van een hoog beveiligingsniveau. De beschreven methodologie beoogt niet alleen de huidige zwaktes en kwetsbaarheden aan het licht te brengen, maar biedt tevens:
Inzicht in de volwassenheid van de ontwikkel- en beheersprocessen rondom applicaties en API’s.
Concreet actieplan om met praktische verbeteringen de beveiliging te verhogen, in lijn met toonaangevende standaarden als OWASP Top 10 en ASVS.
Verhoging van bewustwording bij ontwikkel- en securityteams, zodat beveiliging deel blijft uitmaken van de volledige software lifecycle in Azure.
Door deze uitgebreide aanpak wordt de organisatie in staat gesteld om risico’s effectief te reduceren en te borgen dat cruciale data en functionaliteit beschermd blijven tegen moderne dreigingen.
Last updated